Aan de modeacademies wordt diep nagedacht. Sommige studenten stellen zelfs hun bestaansrecht in vraag. In Luik twijfelen enkele leerlingen van de bachelor modeontwerp aan de HELMo-modehogeschool eraan of het wel verantwoord is om na hun studie het zoveelste kledingmerk te beginnen. Wéér een merk dat een systeem stimuleert waarin overconsumptie en wegwerpmode de norm zijn? Nee, jonge ontwerpers hebben een totaal ander ideaalbeeld.
Franc’ Pairon is de oprichtster van de afdeling mode aan het Hoger Instituut Ter Kameren en ook van een postgraduaat modeontwerp aan de Franse modeschool IFM in Parijs. Geen nieuwkomer in de sector dus. Volgens haar heben ontwerpers er na decennia van fast fashion nood aan om terug te keren naar de essentie. “De manier waarop de mode functioneert, is irrationeel geworden. Door in gesprek te gaan met ontwerpers en modestudenten groeit het besef dat ze niet noodzakelijk die schema’s willen overnemen. Sommigen zeggen zich te schamen dat ze een systeem ondersteunen waarin ze niet meer geloven.”
In haar pedagogische strategie heeft deze autodidacte – ze is binnenhuisarchitecte en ontdekte de mode door achter de naaimachine te gaan zitten – plezier altijd een centrale plek gegeven. “Naar mijn gevoel moet het ontwerpproces hoe dan ook een speelse dimensie hebben. Als niemand vreugde beleeft aan het ontwerpen of vervaardigen van een kledingstuk, hoe kan de consument dan plezier beleven aan zijn aankoop?”
Weer met plezier ontwerpen
Plezier beleven aan het ontwerpen: het is een concept dat een paar jaar geleden zijn betekenis had verloren. En hoewel Franc’ Pairon ongetwijfeld iedereen voor was toen ze de individuele expressie opwaardeerde, stellen we vast dat de huidige ontwerpers er hun handelsmerk van hebben gemaakt.
Aurélie Nuozzi (31) heeft zich in Luik gevestigd als oldskool couturière. Deze jonge vrouw ontkent trouwens dat ze modeontwerpster is. In haar atelier in een groot industrieel gebouw dat ze met meerdere kunstenaarscollectieven deelt, rolt ze haar kledinglijn Seize uit, op basis van oude modellen die ze een make-over geeft.
De mood is eigenzinnig, de inspiratie streetstyle. Alles om modefans van zo’n 25 à 45 jaar te verleiden, die het hebben gehad met fast fashion. “Het begint altijd met een kledingstuk dat iemand me geeft of dat ik in een oude stock vind. Ik zet me aan het werk om de gebreken ervan weg te werken en de snit en productiedetails te herwaarderen.”
Ook Élise Viste (32), die haar diploma aan Ter Kameren haalde, trekt die kaart. Ze deed ervaring op bij grote modehuizen (Roland Mouret, Victoria Beckham,…), waar ze volop in het veeleisende systeem kon onderduiken. Omdat de lage salarissen en de duizenden overuren nauwelijks ruimte lieten voor persoonlijke ontplooiing, besloot ze naar Brussel terug te keren. “Mijn koffers zaten vol stukken stof waar ik potentieel in zag.”
Ze geloofde dat een andere manier van ontwerpen mogelijk moest zijn en stichtte MaisonÉlise, een label dat zich op een monoproduct toespitst: een top die bestaat uit een T-shirt, waar mouwen in gerecycleerde stof aan worden gezet. “Bij Ter Kameren was het bijna een vanzelfsprekend vooruitzicht dat je voor luxehuizen zou werken. Als we wisten dat een oud-student bij Dior of Saint Laurent was aangeworven, droomden we ervan dezelfde weg in te slaan. Mijn ervaring in Londen heeft me wakker geschud. Ik heb in die acht jaar uiteraard zeer veel geleerd, maar MaisonÉlise geeft me de voldoening dat ik een echte creatieve uitdaging aanga en mijn waarden trouw blijf.”
Aanpassen aan een wereld in verandering
Eric Maquet, directeur aan het Brusselse College of Art & Design, is een van de drijvende krachten achter deze mentaliteitsverandering. In september dit jaar lanceert de kunst- en designschool die hij bestuurt een nieuwe studierichting, Fashion & Textile. Kan je anno 2020 modeonderwijs geven zonder essentiële aspecten als ecologie aan te snijden, zonder na te denken over milieuverantwoorde stoffen en upcycling, en over secundaire maar fundamentele kwesties als de manier waarop je een kledingstuk verkoopt en promoot?
Door Edouard Vermeulen, stichter van het Belgische modehuis Natan, te vragen als peter van de nieuwe studierichting, wilde Eric Maquet hem verankeren in de realiteit van een sector in volle transformatie. Op de school van Maquet leer je niet alleen een kledingstuk tekenen. Je leert het ook vervaardigen en verkopen. “Tijdens onze gesprekken benadrukte Vermeulen hoe belangrijk het is dat alle aspecten van het vak aan bod komen: de modecultuur uiteraard, maar ook techniek, beeld… Nu veel modeprofessionals zich afvragen of modeshows nog toekomst hebben, is het heel belangrijk dat onze studenten de tools onder de knie hebben waarmee ze hun creaties op een andere manier kunnen promoten.
We willen ons docentenkorps, dat volledig bestaat uit beroepsmensen die actief zijn in de modebusiness, versterken en zoeken profielen in die richting. Emilie Duchene, stichteres van het label Thea Jewelry en een experte in sociale media, zal een cursus digitale marketing geven. We hebben ook een beroep gedaan op textielontwerpster Amandine Snel. Haar kennis over zeefdruk sluit aan bij het uitgangspunt dat de studenten zich in materialen en stoffen moeten verdiepen.”
Manifest van een generatie
Vraag aan Lidewij Edelkoort wat de belangrijkste les zal zijn die we uit de coronacrisis moeten trekken. Ze zal antwoorden: de noodzaak om het systeem te veranderen. Deze trendwatcher is sinds haar Anti-Fashion Manifesto van 2014 blijven hameren op de noodzaak om een zwaar ontsporende sector onder de loep te nemen. Ze beschouwt deze pandemie als de zoveelste kans om met een schone lei te herbeginnen en te herbekijken hoe er wordt ontworpen, maar ook hoe er wordt geproduceerd, verdeeld en gecommuniceerd.
Voor de jonge generatie ontwerpers is het leitmotiv van Edelkoort: “Minder tekenen, minder produceren, minder verkopen” allesbehalve een straf. Zonder daarom extreme standpunten in te nemen – denk maar aan Laura Kraup Frandsen, een studente aan het Royal College of Art in Londen, die vorig jaar weigerde een eindejaarscollectie te maken uit protest tegen de gruwelen die in naam van de mode worden begaan – verkondigen jonge ontwerpers een andere mening dan de vorige generatie.
Meryll Rogge (35) haalde haar diploma aan de Academie van Antwerpen en werkte tijdens het eerste deel van haar carrière bij meerdere huizen van internationaal kaliber, waaronder Marc Jacobs en Dries van Noten. Nu startte de Gentse onlangs haar eigen merk. Voor haar is het woord generatie fundamenteel: “Voor ons zijn concepten als duurzaamheid en inclusiviteit vanzelfsprekend. Ik heb altijd veel bewondering gehad voor ontwerpers die zich in de marge van de modeagenda durven te positioneren. Als je dingen maakt op een eerlijke en transparante manier, voelen mensen dat. We richten ons tot een nichecliënteel, dat klopt, maar onze mode sluit niemand uit.”
Niet vluchtig en goedkoop
“Meryll Rogge is een modemerk voor vrouwen, maar er zijn ook mannen die mijn ontwerpen dragen. Wat is het probleem?” vervolgt de ontwerpster. “Een kledingstuk dat uit kwaliteitsstof wordt vervaardigd in een goed atelier is sowieso duurder dan een massaproduct, maar het zal langer mooi blijven. Ieder moet zijn eigen keuze maken en uitmaken hoe hij zich als persoon positioneert.”
Een nieuw publiek aanspreken en liever iets moois brengen dan vluchtige, goedkope mode is ook het credo van Nora Qeremi. Na haar studies aan de Francisco Ferrer-hogeschool in Brussel debuteerde deze Belgische ontwerpster van Kosovaarse afkomst bij Olivier Strelli. Het faillissement van het Belgische modehuis dat decennialang toonaangevend was en dat een soort van onverwoestbare standaard voor de Belgische mode was, heeft ze van dichtbij meegemaakt. Toen ze de voorbije lente haar merk opstartte, deed Nora dat dan ook uiterst behoedzaam.
“Na mijn tijd bij Olivier Strelli en de ervaring die ik opdeed in de ateliers van Krenare Rokova in Kosovo, besloot ik naar België terug te keren om mijn merk op te richten. Ik kies voor kwaliteitsstoffen, die ik in kleine hoeveelheden bestel. Het is niet mijn bedoeling om absoluut de ethische kaart te trekken, maar wel om over redelijke en constructieve oplossingen na te denken. Sommige stukken met een hoge productiekost laat ik pas maken als een boetiek interesse toont. De metallic jurk uit mijn eerste collectie heb ik zo bijvoorbeeld in een Belgische atelier kunnen laten plooien.”
Een cliënteel dat permanent online is
Deze nieuwe manier om de productie aan te pakken, maar ook om verdeling via boetieks met onlineverkoop te combineren, past perfect binnen de ambities van een generatie die het belangrijker vindt om trouw te zijn aan haar waarden dan om de nieuwe Olivier Rousteing te worden. Maar hoe hou je je hoofd boven water, als je een microlabel lanceert in Antwerpen, Brussel of een provinciestadje, ver van de grote mode-evenementen? Door buzz te maken op de sociale media, natuurlijk.
Instagram is geknipt om een cliënte die steevast online is aan je te binden, vindt Charlotte Mounzer, de oprichtster van sé-em Studio. Zij haalde haar diploma aan Ter Kameren en leerde veel bij grote Parijse modehuizen, voordat ook zij naar België terugkeerde en collecties begon te ontwerpen met stofresten van grote merken. Dat alles zonder winkels als klassiek distributiekanaal. “De sociale media zijn een heel goed middel om te communiceren over het ethische karakter van mijn project. Ik probeer mijn community via Instagram Stories ook achter de schermen bij mijn merk te betrekken. Ik ben niet berekenend, ik post wat ik wil tonen. Mijn bedoeling is om in de eerste plaats spontaan en transparant te zijn.”
Dezelfde slotsom bij Élise Viste, die opmerkt dat haar klanten steeds meer interesse in de fabricage tonen. “Via de sociale media kan ik hun alle fases van de vervaardiging van een kledingstuk tonen. Op die manier groeit hun bewustzijn voor de prijs van mijn stukken. Waar je in Londen als ontwerper in de chaos verdwijnt, kan ik in Brussel mijn verlangen om te ontwerpen combineren met mijn ethische waarden en een heel terecht verlangen naar geluk.”
Lees meer Marie Claire op: Wat is de invloed van de modewereld op het idee van mannelijkheid?, In gesprek met het moeder-dochterduo achter Sea Me Happy, Vivienne Westwood zelf te zien in een campagne voor haar modemerk