Twee derde van de vrouwen heeft last van het oplichterssyndroom: dit wil je erover weten
© Getty Images

Twee derde van de vrouwen heeft last van het oplichterssyndroom: dit wil je erover weten

Door Marguerite Baux
Leestijd: 6 min

Waarom zijn er toch zoveel vrouwen die denken dat ze hun positie onrechtmatig verworven hebben of dat ze hun succes niet verdienen? Het oplichterssyndroom komt vaker voor dan je denkt – en je geraakt er maar moeilijk vanaf.

/

“Een paar jaar geleden kwam ik toevallig op een Amerikaanse blog terecht die het oplichterssyndroom beschreef. Ik herkende mezelf in wat ik las. Het deed me zoveel deugd er een naam op te plakken en te beseffen dat ik niet alleen was”, steekt bedrijfsleider Axelle Tessandier van wal. “Het is meer dan een gebrek aan zelfvertrouwen”, legt ze uit. “Het is de angst dat anderen gaan doorhebben dat je het eigenlijk niet verdient om te zijn waar je bent. Je hebt het gevoel dat je gewoon geluk hebt gehad en dat je de dingen die je bereikt, te danken hebt aan externe omstandigheden. Je zou denken dat succes meer vertrouwen geeft, maar hoe meer je doorgroeit, hoe meer je in de aandacht komt en hoe moeilijker het wordt.”

Jezelf in vraag stellen is zwak

Het ‘fenomeen’ werd in 1978 voor het eerst beschreven door de Amerikaanse psychologen Pauline Rose Clance en Suzanne Imes. Zij zagen het niet als een ziekte maar eerder als een onbehagen. Ze hadden het over vrouwen die professioneel veel succes boekten, maar hardnekkig bleven twijfelen aan hun competenties en bang waren om ontmaskerd te worden.

Tegenwoordig kennen we het fenomeen als het ‘op ­ lichterssyndroom’ of ‘imposter syndroom’, als om de ernst ervan te benadrukken. Het syndroom krijgt veel aandacht en gaat gepaard met een hele rits online ­tests, coaches en al dan niet overtuigende publicaties. Sinds Axelle Tessandier er openlijk over praat, is ze verrast door de reacties van het publiek: “Tijdens een lezing vroeg ik bij wijze van test hoeveel personen last hadden van het oplichterssyndroom. Twee of drie men sen staken hun hand op. Daarna legde ik uit wat dat syndroom precies inhoudt, en stelde opnieuw de vraag. Toen gingen er plots heel veel handen in de lucht.”

Vrouwen zijn gevoeliger voor het oplichterssyndroom

“Het syndroom komt voor in alle milieus”, beaamt psycholoog Kevin Chassangre, die samen met Stacey Callahan twee handleidingen schreef over dit onderwerp. Hij krijgt evenveel mannen als vrouwen over de vloer, maar vrouwen zijn er iets gevoeliger voor door de sociale stereotypering. En zij gaan ook sneller zulke dingen onder woorden brengen.”

Axelle Tessandier deelt die mening: “Ik zie ook mannen die erover willen praten. Maar alles bij elkaar denk ik dat het syndroom een mooi voorbeeld is van een patriarchale maatschappij, waar vrouwen het gevoel hebben dat ze nét iets meer moeite moeten doen. Wanneer ik word voorgesteld als bedrijfsleider, ben ik bang dat mensen zich een multinational voorstellen, terwijl ik alleen ben. Ik haat omschrijvingen als ‘wonder woman’. Ik ben zoals iedereen. En het doet deugd te weten dat ook anderen twijfelen. Al zou ik het niet mis vinden als doorgewinterde politici wat last krijgen van het oplichterssyndroom. In dat milieu is jezelf in vraag stellen nog steeds een teken van zwakheid. Het wordt er ingebakken dat je staalhard moet zijn, en op den duur word je ook echt zo. Je moet opletten met de maskers die je opzet, want uiteindelijk krijg je ze niet meer af.”

Lees ook: De methodes die écht werken om meer energie te krijgen.

/

Ambivalentie van het syndroom

Dat toont meteen de ambivalentie van het syndroom aan: aan de ene kant afzien omdat je denkt niet te voldoen aan het positieve beeld dat men van je heeft, en aan de andere kant zeker weten dat jij als enige de waarheid kent in een wereld vol illusies. Een tegen allen. Volgens Kevin Chassangre begint het allemaal – niet verwonderlijk – in de kindertijd, met verschillende mogelijke oorzaken.

“Pauline Rose Clance identificeerde vier gezinssituaties die het syndroom in de hand kunnen werken”, legt hij uit. “Eerst en vooral heb je het perfecte kind dat wordt grootgebracht met het idee dat het in alles kan slagen. Wanneer het later een nederlaag lijdt, concludeert het dat de verwachtingen die rond hem gecreëerd werden, slechts een illusie waren.”

De tweede context is die van de competitie tussen broers en zussen: “Wanneer je een etiket plakt op een kind – ‘de sportieve’, ‘de sociale’, ‘de wiskundeknobbel’… – krijgt het het gevoel dat het niet kan of mag slagen in het domein van zijn broer of zus.”

Een derde situatie is het gebrek aan bemoediging. “Kinderen die ondanks hun goede resultaten nooit worden gewaardeerd.” En ten slotte zijn er de ‘atypische vaardigheden’: bijvoorbeeld een kind dat als enige in de familie in hogere studies slaagt, en dat ziet als een soort verraad. Dat er zoveel factoren zijn, verklaart waarom het syndroom zo vaak voorkomt. Maar ze hebben wel één ding gemeen: de voorwaardelijke aanvaarding: om aanvaard te worden moet het kind aan dit of dat criterium voldoen. “

En ook buiten het gezin”, gaat Kevin Chassangre verder, “heeft onze maatschappij de neiging om kinderen te leren dat je goed bent als je slaagt, en slecht als je mislukt”. Om het syndroom te boven te komen, moet je jezelf onvoorwaardelijk kunnen aanvaarden. Het gaat minder om het blindelings aanvaarden van wie je bent, dan om het loskomen van de prestaties.

“Dat idee kennen we uit het stoïcisme, dat ervan uitgaat dat elke mens fundamenteel onvolmaakt en feilbaar is. Dat betekent niet dat je moet berusten, maar dat je de mislukking moet aanvaarden en trachten jezelf te verbeteren.” Hij concludeert: “Je leeft met het oplichterssyndroom en er helemaal van los komen doe je nooit.”

Lees ook: Waarom diëten je niet dunner, gelukkiger en zelfverzekerder maken

/

Ideale brandstof voor succes

Beter en meer willen kunnen dan de anderen: het syndroom levert de ideale brandstof voor succes en voor heel geëngageerde werknemers. Maar in werkelijkheid activeert die perfectionistische dictatuur twee mechanismen die contraproductief werken. Enerzijds leidt het tot burnouts, want het werk is nooit goed genoeg. Anderzijds creëert het zwaar uitstelgedrag, vanuit de gedachte van de onafwendbare mislukking: door vertraging in de hand te werken, wordt zelfs de eenvoudigste taak een uitdaging. Als men niet slaagt, is dat een bewijs van de incompetentie.

Graag ontevreden

Karine Lefas, consultant in human ressources, bekijkt de kwestie vanuit een pragmatische hoek: “Ik ben niet echt in een positie dat kandidaten me zouden toevertrouwen dat ze dergelijke twijfels hebben in het kader van een sollicitatie. Maar ik geef mensen die ik begeleid met coaching vaak een simpel advies: vragen stellen! In de eerste plaats: ‘Wat verwacht je van mij?’ Het probleem kan zich ook situeren bij een afdelingshoofd dat geen of niet voldoende feedback geeft en je in de kou laat staan met vragen en/of onredelijke eisen.”

Ze legt ook uit dat er mogelijk een link bestaat tussen de hoge eisen die iemand aan zichzelf stelt en de moeilijkheid om dankbaarheid en complimenten te aanvaarden. Autodidacten kennen het fenomeen goed – het is niet toevallig dat men ook spreekt over het autodidactensyndroom – alsof een gebrek aan erkentelijkheid in het begin nooit meer volledig kan worden goedgemaakt.

/

“Het was allemaal bluf voor mij”

Zo vertelt Marie over haar eerste stappen in de marketing: “Ik werkte tien keer harder dan de anderen. Maar toen ik op 23-­jarige leeftijd presentaties hield voor kaderleden van een groot biermerk, had ik het gevoel dat ik dat niet verdiende. Voor mij was het allemaal bluf. Een paar jaar later volgde ik een opleiding voor een ander beroep. Toen ik mijn diploma behaalde, was ik bijna ontgoocheld. Het zou wel niet veel waard zijn, als zelfs ik het kon behalen.”

Valsspelen om te overleven

Die angst groeit uit onze status als sociaal dier: “We gebruiken allemaal oplichtersstrategieën, al was het maar in sociale rituelen, beleefdheid en hoffelijkheid.” Roland Gori ziet het dus eerder als een symptoom dan als een syndroom: “De bedrieger is als het ware een spons die waarden opzuigt uit zijn omgeving, de conformist bij uitstek, zoals Leonard Zelig in de film van Woody Allen, die verdikt bij de dikken, vermagert bij de mageren en nazi wordt bij de nazi’s.” Elke periode heeft zo zijn eigen bedriegers: Tartuffe buit de religieuze hypocrisie uit, Bernard Madoff de hebzucht. En ook het bloedbad van de Bataclan kreeg zijn eigen valse slachtoffers. “In mijn boek beweer ik niet dat we allemaal bedriegers zijn, maar dat we ons niet mogen verstoppen achter onze sociale omgeving als uitvlucht voor de oplichtersstrategieën. We leven vandaag misschien in een spektakelmaatschappij, waarin merken en fake news de plak zwaaien. In een heel normatieve maatschappij zoals de onze worden mensen aangemoedigd tot valsspelen om te overleven. De nieuwe evaluatiesystemen werken zo kleinerend, dat ze ons aanzetten tot bedriegerij. Aan de universiteit zal een onderzoeker zich bijna verplicht voelen valse gegevens te gebruiken, opdat de experts zijn dossiers zouden aanvaarden. We laten het ons zo goed en zo kwaad als het kan welgevallen, maar voor wie oprechter wil zijn dan wat de maatschappij van hem of haar verwacht, is dit wel pijnlijk.”

De angst om ontmaskerd te worden, wordt op die manier misschien wel een verlangen om ontmaskerd te worden. Vanuit de hoop om diep vanbinnen toch authentiek te zijn.

Redactie Marie Claire De artikels van >

Tags: Psycho.