Wist je dat mensen minder gemakkelijk toegang krijgen tot de Schengenzone dan voorwerpen? Meer dan die vraag had Kaouther Ben Hania niet nodig om Koen De Bouw te strikken voor The Man Who Sold His Skin. Dit curieuze migratiedrama van de Tunesische cineaste volgt immers een Syrische man die na een openbare liefdesverklaring op de vlucht moet en bij een Belgisch-Amerikaanse kunstenaar belandt, Jeffrey Godefroi. Hij biedt hem totale vrijheid aan: een visum. Daarvoor moet hij enkel een tattoo laten zetten om tot levend kunstwerk te vervellen.
“Dat een Syrische vluchteling als mens niet welkom is in de Europese Unie maar wel als kunstvoorwerp, prikkelde meteen mijn verbeelding”, vertelt De Bouw, die met zijn eigenzinnige rol in The Man Who Sold His Skin verder aan een mooi internationaal parcours werkt. “Daarnaast wilde Kaouther ook een migratieverhaal vertellen zoals ik nog nooit gehoord had. Zo reist Sam (Yahya Mahayni, nvdr) in deze film niet via een bootje naar Europa om zijn geliefde te zoeken, maar door een omweg langs de hedendaagse kunstscene te nemen.”
In dat Romeo & Julia-achtige verhaal speel jij Jeffrey Godefroi, een provocerende kunstenaar à la Wim Delvoye die vrijheid geeft én neemt.
Koen De Bouw: “Inderdaad. Enkele jaren geleden zag de cineaste in het Louvre Tim, een kunstwerk van Wim Delvoye waarbij een man en zijn tattoo te zien zijn. Daarop entte ze haar verhaal, dus niet op Delvoye zelf. Ik baseerde me daarom ook niet op de West-Vlaamse kunstenaar want ik moest vooral een devilish uitstraling hebben, de arrogantie van contemporary arts en het grote geld dat daarin rond gaat uitstralen. Maar ik bracht natuurlijk wel een dagje met hem door. De kunstenaar die ik vertolkt, speelt immers met dezelfde spanningsvelden als Delvoye. Ook hij roept vragen op zonder meteen met antwoorden te komen. Voor mij is dat de essentie van kunst.”
Ook de film roept veel vraagtekens op. Over vrijheid, over liefde, over kunst. Is de cineaste een moedigere kunstenaar dan diegene die jij vertolkt in haar film?
De Bouw: (denkt na) “Niet echt. Als artiest doe je toch meer dan enkel controverse oproepen. Of dat zou toch moeten. De kunstenaar die ik speel, is dus zeker ook moedig. Op zijn manier. Neem de kunstvoorwerpen die Wim Delvoye maakt – van zijn kakmachines tot getatoeëerde varkens. Dat heeft altijd weerstand opgeroepen. Iedere keer weer. Zoiets maak je niet om aanvaard te worden bij de goegemeente. Als kunstenaar sta je dus toch altijd wel wat alleen.”
Ben je zelf eigenlijk een kunstliefhebber?
“Zeker en vast. Dat is over de jaren heen gegroeid. Nu probeer ik bijvoorbeeld regelmatig tijd vrij te maken om in Antwerpen de galerijen van Sofie Van de Velde, Tim Van Laere en De Zwarte Panter te bezoeken. Daar ben je al even zoet mee. En naar de Biënnale van Venetië ga ik ook. Het leuke is dat daar zoveel gebeurt. Je kan het ene paviljoen betreden en meteen voelen dat het je totaal niets doet en in het andere aan de grond genageld blijven staan. Eigenlijk vind ik het allebei even leuk: verbaast zijn over kunst en het meteen verwerpen ervan.”
Zou je zelf nog een carrière als kunstenaar ambiëren? Je zou niet de eerste acteur zijn die deze stap zet. Denk maar aan Jim Carrey of Sir Anthony Hopkins.
“Ik zie me ooit nog kunstenaar worden, ja. Wereldwijd gebeurt dat inderdaad vaak. Je kan je dan afvragen waarom. In mijn geval is dat uit nieuwsgierigheid om verhalen op een andere manier te vertellen. Ik kan echt jaloers zijn op goede zangers en zangeressen die slechts anderhalve minuut nodig hebben om mij te emotioneren. Film heeft daar anderhalf uur voor nodig. En een kunstenaar? Als zijn werk echt goed is, beroert die je in één blik. Dat is ook de kern van wat ik als acteur doe.”
Welk verhaal zou je dan graag eens op een andere manier willen vertellen?
De Bouw: (lacht) Daar heb ik eigenlijk nog nooit zo concreet over nagedacht. Maar iets meer dan een jaar geleden heb ik een droom gehad. En meestal als je een goed idee hebt in je droom, dan herinner je dat achteraf niet. Of lijkt dat idee toch minder geniaal dan gedacht. Een beetje zoals tijdens je studententijd iets neerschrijven na het roken van een jointje. Als je dat ‘idee’ dan ‘s ochtends nuchter herlas, bleek dat toch minder geniaal dan gedacht. Maar die ene droom heb ik in het midden van de nacht dus opgeschreven. Daags nadien herlas ik het en bleek het overeind te blijven staan. Dat was de eerste keer dat ik iets had neergepend waarvan ik dacht: hier moet ik iets mee doen.”
En dat idee was?
“Daar kan ik nog niet over uitweiden. Maar voor mezelf als acteur vind ik het van essentieel belang dat een verhaal naar mij toe komt in plaats van omgekeerd. Ofwel weet ik dan direct waarom ik in dat project moet stappen, ofwel realiseer ik me achteraf waarom die vraag op dat moment in mijn leven komt. Dat voelt allemaal heel organisch.”
Straf! Voor deze internationale film speelde je immers in de Vlaamse film Torpedo en vlak ervoor nog in de tv-reeks Professor T. Uiteenlopende rollen allemaal.
De Bouw: (lacht) En toch hoor ik veel mensen zeggen dat ik altijd hetzelfde speel. Zij kijken misschien enkel naar series als Professor T of films als Torpedo. Dat mag natuurlijk, maar als je mijn carrière beter bekijkt zie je dat ik veel verschillende dingen doe. Voor mij is de mens een optelsom is van verschillende deelpersoonlijkheden. Als acteur probeer ik die allemaal te ontwikkelen om ze als schuifjes te kunnen openen en te sluiten op commando. Die oefening koester ik.”
Is het altijd zo gemakkelijk geweest om zo te switchen tussen rollen?
“Nee. Als twintiger was ik een jongen die er goed uitzag, zo werd dat gezegd. Dat vond ik verschrikkelijk want dat was heel beperkend. Daarom heb ik altijd een weg gezocht om daar niet op getypecast te worden. Dat was niet evident. Ik heb me vaak moeten tegencasten, maar op de lange termijn heeft me dat enorm geholpen. Sommigen zagen dat gevecht als een luxeprobleem zien. Maar dat was het niet.”
Vond je dit interessant? Lees dan ook: Kijk binnen in de vernieuwde flagshipstore van Ann Demeulemeester en 10 legendarische oneliners van Iris Apfel.