‘Partypoeper’ werd ik op m’n 17de eens genoemd door Caro, het populairste meisje van de school. Omdat ik als eerste braafjes naar huis ging tijdens een feestje. Nu ja, veel werd er toen ook niet gedanst. Ofwel zaten we gewoon braafjes in een kringetje en gaven (vooral) de jongens een joint door – de definitie van een ‘geslaagd avondje uit’. Ofwel stond je je al lummelend te vervelen in vrouwenkliek op één of andere smakeloze Chirofuif ter promotie van de plaatselijke brouwer.
Je durfde niet uit de bol gaan want wist doodgewoon niet hoe dat moest zonder je straal te bezuipen (en papa kwam je na afloop halen dus dat was ook geen optie). Wél hadden Caro en ik als kids nog een Madonna-clubje gedeeld waarin we als bewonderende fans muziek, posters & gadgets van de ster uitwisselden.
Met deze wetenschap in het achterhoofd kreeg ik vorige week voor het éérst in 20 jaar nog eens een uitnodiging van Caro voor een dansfeestje, want daar had ze toch zó veel zin in. Ik voelde er ook wel wat voor om te gaan. Net als in haar jeugd pochte ze veelbelovend, ze had het helemaal ‘gemaakt’: goeie baan, vaste partner, huis en kids. O ja, en dat boompje natuurlijk.
Het was met enige schroom dat ik vorige vrijdag met m’n nieuwe (lat-relatie)partner, nog steeds kinderloos, werkende in de far-Brussel, en als gewone huurster (er staat wél een boom voor m’n huis), over de dorpel van haar eigendom stapte. Daar zaten heel wat oude bekenden rond een kampvuur de eerste lenteavond te vieren met wat gierig gebabbel en verlegen blikken. De wiet ging gelukkig al niet meer van hand tot hand.
Eén van de vrouwelijke genodigden was ondertussen plus-mama, een andere was bewust single mom geworden. Nog een andere was de hoofdstad pas ontvlucht en woonde zelfs opnieuw bij haar ouders om een nieuwe studie aan te vatten. ‘Van alle slag’ dus, zoals bleek. Mijn vertrouwen kwam terug.
Toen we uiteindelijk aan het zogezegde doel van de avond begonnen, zag ik een andere populaire – ook de knapste – klasgenote van weleer stoer deejayen achter een tafel. Net zoals vroeger deed ze heel koeltjes. Er stonden al wat meisjes te ‘lummelen’ als vroeger op de dansvloer, maar de mannen waren buiten gebleven. (Of zaten ze in de kast?).
De eerste tien minuten stond ik er ook maar wat bij, nog pratend met mijn vriend. “Ik ben nooit een grote danser op zulke feestjes geweest. Ik hou eigenlijk meer van kwaliteitsmuziek, iets eclectischer. Waarom zijn er trouwens geen mannen op de dansvloer?” probeerde ik me er nog uit te lullen.
Tot La Isla Bonita van Madonna uit de boxen zwiepte. Als een instant-bezweerde fakirslang werd mijn verveelde lijf plots in het stopcontact gestoken en zonder nadenken vond het de geschikte danspasjes bij de grote hits uit de jaren ’80 en ’90. De bewegingen die ik opdeed in verscheidene tango-, flamenco-, salsa- en zelfs yogalessen her en der, kwamen hier natuurlijk goed van pas.
Wat was het leuk om de zwaartekracht nog eens te tarten op zo’n zwoele, ongedwongen manier! En dát met mijn vroegste vriendinnen. Deze leken verbaasd. Zo hadden ze Lena nog nooit gezien. “Dat is vooraf ingestudeerd!” grapten ze. Ook zij kwamen aardig op dreef.
Maar na enige tijd verlamden hun bewegingen, als Duracelkonijnen die zonder batterij vielen. En onze Caro? Die verstijfde halverwege de derde song al, door één of andere herinnering aan een ouderlijke plicht, een zusterlijke zedelijkheid of dochterlijke voorbeeldigheid. Blij en tevreden ging ik als laatste naar huis.