“Ik heb zelf de vraag gesteld. Het was een zomeravond, we zaten aan het aperitief. Mijn broer en ik schelen maar achttien maanden, ik ben de oudste. Hij is al vijftien jaar samen met dezelfde man. Zelf ben ik getrouwd en mama van drie kinderen, twee pubers en een nakomertje. Het was kort na de geboorte van ons baby’tje, wanneer zij het hadden over hun kinderwens. Maar hoe zou dat lukken? Het voelde heel natuurlijk aan om het voor te stellen: ‘Waarom zou ik jullie geen eicellen geven?’ Als mijn broer kinderen zou krijgen, vond ik het een fijne gedachte dat ze op Jeremy, zijn vriend en de genetische vader, zouden lijken, en via mij, ook iets van mijn broer zouden hebben. Zo zouden de toekomstige kinderen weten waar ze vandaan kwamen.
Ik heb het uiteraard besproken met mijn man, die geen enkel bezwaar had. Het was mijn keuze, zei hij. We hebben het er verscheidene malen over gehad, om het project goed duidelijk te maken, maar hij bevestigde telkens opnieuw dat hij mijn wens helemaal oké vond. Dus heb ik het voorgesteld aan mijn broer en zijn vriend, die meteen instemden. Maar ik was 37, mijn vruchtbaarheidspiek was al voorbij. We konden niet te lang wachten. ‘Ik ben geen 20 meer, we moeten eraan beginnen!’
Een medische molen
Eerst moest ik door een hele medische molen: bloedonderzoeken, allerlei tests… Ik werd ook gevolgd door een psychologe. En we zaten in volle covid-periode: lockdown, ziekenhuizen die overspoeld waren, niet-essentiele medische zorg die werd uitgesteld… Het werd er niet gemakkelijker op. Mijn broer en zijn vriend vonden uiteindelijk toch een arts die tijd voor ons kon maken. We stuurden documenten, genetische tests, echografieën, chromosoomonderzoeken om zeker te zijn dat het kind gezond zou zijn, hoeveel eicellen ik per maand had… De dokter stelde eerst nog een anonieme vrouw voor als donor, maar dat wilden ze niet. Dit project was van ons samen, punt. Mijn broer, zijn vriend en ik.
De gynaecoloog ging uiteindelijk akkoord, al begon het traject dan pas. Ik moest mijn spiraaltje verwijderen in januari 2021. Ik besprak dit uiteraard met mijn man, die er heel relaxed mee omging. We moesten er vooral voor zorgen dat ik niet zwanger zou worden. Mijn kinderen waren ook op de hoogte. Ze weten dat ik hielp om ‘het kleine neefje te maken’. Ook zij waren vol begrip, alles verliep met veel naturel. Voor mij is dit alles één groot verhaal van liefde. Mijn broer en ik hebben nochtans heel verschillende levens: hij heeft een druk bestaan in Brussel, ik woon met mijn gezin op de boerenbuiten, dicht bij mijn moeder.
Kind niet opvoeden
Maar dat maakt allemaal niets uit. We hebben het uiteindelijk aan iedereen in de familie verteld, ouders, schoonouders, grootouders, en niemand had er een probleem mee. Buitenstaanders gaven soms wel commentaar: ‘Dus je kinderen gaan een halfbroer hebben’, ‘je wordt de tante van je eigen kind’, maar het viel eigenlijk wel mee. Voor mezelf was alles glashelder: ik zou dat kind heel graag zien, ik zou er voor hem zijn, ik zou een vrouwelijke figuur in zijn leven zijn. Maar ik ging het niet opvoeden, en het was niet van mij, ook al stamt het genetisch gezien van mij af.
Je eigen kind, dat is een kind dat je opvoedt, voor wie je ’s nachts opstaat. Ik zou voor dit kind zorgen zoals ik voor mijn neefjes deed, we zouden samen op vakantie gaan… Ook voor mijn kinderen is dit helemaal duidelijk, ze weten dat er geen enkele reden tot jaloezie is. Ik help gewoon bij het maken van een kindje. Al kwam er meer bij kijken dan oorspronkelijk gedacht. Net zoals bij IVF gaat er een heel medisch proces aan vooraf, met inspuitingen, berekeningen hoeveel follikels je hebt, enzovoort. Ik had ontelbare video-afspraken met psychologen, met dokters, met verpleegsters, allemaal via internet, wat het soms nogal onpersoonlijk maakte. Reken daarbij ook alle contracten met advocaten, waarin staat dat de kinderen niet van mij zijn, wat er met de diepgevroren eitjes gaat gebeuren, zelfs mijn man moest zijn toestemming geven.
Uiteindelijk zijn we op 5 november 2021 aan het daadwerkelijke proces kunnen beginnen. Met zijn drieën, voor twee volle weken, waren we er bijna dag in, dag uit mee bezig: afspraken met de kliniek, met de verpleegster, allerlei urine- en bloedonderzoeken, een echografie… Mijn broer moest me elke dag om 18 uur een spuitje geven. Hij had dat nog nooit gedaan, en zijn vriend viel geregeld flauw! Mijn ingesteldheid was positief, ik wist dat het goed zou aflopen, dit moest lukken.
Emotionele rollercoaster
Uiteraard was het ook een emotionele rollercoaster. Wanneer je te horen krijgt dat je maar vijf of zes eicellen hebt, en er eigenlijk twintig nodig zijn… Dan moet je alles opnieuw doseren, opnieuw spuitjes krijgen. Mijn broer deed ongelooflijk zijn best, en we genoten ook van de intieme tijd samen. De dag van de ingreep had ik wel stress, gelukkig was de anesthesiste superlief, een Libanese vrouw die me aanmoedigde met ‘mijn liefste’, ‘mijn prinses’… Dat deed deugd. Ik werd verdoofd voor het wegnemen van de eicellen. Tegelijkertijd gaf mijn schoonbroer zijn sperma. De eicellen werden onmiddellijk bevrucht. Toen heeft mijn broer gehuild. We belden twee dagen nonstop naar de betrokken artsen om te weten of alles goed verliep. De bevruchte cellen werden gelukkig embryo’s, en we konden terug ademhalen. Ze hebben twee embryo’s ingevroren, die kunnen worden ingeplant.
Met de hele familie samen
We weten al dat het over twee jongens gaat. Nu is het dus zoeken naar een draagmoeder. Al mag je het eigenlijk zo niet meer noemen, want ze is enkel de drager van de toekomstige kinderen, ze is in geen enkel opzicht hun moeder. Als het mogelijk is, zou ik haar wel graag ontmoeten tijdens de toekomstige zwangerschap. Mijn broer en zijn vriend zullen uiteraard bij de bevalling zijn, ik misschien ook. Idealiter zouden we het met de hele familie doen, met mijn man en kinderen, om ‘het neefje’ samen als eerste te bewonderen. Twee embryo’s is niet veel, er is natuurlijk een risico dat het uiteindelijk niet lukt, maar dat maakt me niet bang. Ik heb gedaan wat ik moest doen. En tot op vandaag vind ik dit een gezonde, evenwichtige en normale situatie.
Mijn kinderen dromen ervan om peter en meter te worden. Van mijn kant heb ik niks te zeggen of te beslissen. Ik moet geen voornaam kiezen, bijvoorbeeld. Ik ga ervan uit dat we erover zullen praten, maar de beslissing behoort hen toe. In afwachting noemen we hem ‘het neefje’. Je vraagt je misschien af of ik zoiets ook voor iemand anders zou gedaan hebben? Het antwoord is duidelijk: neen. Het zou zelfs niet in me zijn opgekomen. Dit is een familieproject. Een liefdesproject. Mijn broer gaf me een regenboogkleurige ring om me te bedanken. Voor mij hoefde dat niet. De mensen die je graag ziet een handje helpen, dat is natuurlijk en niet meer dan normaal!”