Na een sluiting van bijna drieënhalf jaar opende het Antwerpse ModeMuseum begin september opnieuw de deuren. Met de Mode/Bewust-campagne werd ’t Stad alvast wakker geschud. Net als met A/part, waarvoor modeontwerpers, creatieven en Antwerpse shops de handen in elkaar sloegen.
Vanaf de jaren 80 zijn mode en Antwerpen onlosmakelijk verbonden. De toenmalige socialistische minister van Economische Zaken Willy Claes maakte voor het eerst geld vrij om de mode van eigen bodem te promoten. De economische crisis had flink toegeslagen in de textielsector en het ‘Plan Claes’ moest de industrie zuurstof geven. De slogan was: ‘Mode dit is Belgisch’ met als opzet jonge ontwerpers aantrekken om samen te werken met klassieke fabrikanten. In de schoot daarvan werd de ‘De Gouden Spoel’ opgezet, een wedstrijd waarbij modestudenten een collectie moesten maken met stoffen van Belgische producenten. (Marie Claire nam zelfs die wedstrijd later even over).
De Zes van Antwerpen
Ook niet-Antwerpenaren deden hun profijt met deze campagne. Maar het waren toch vooral de zes laureaten van de Antwerpse ModeAcademie die een stapje verdergingen. In 1986 rijden Walter Van Beirendonck, Dirk Bikkembergs, Marina Yee, Dirk Van Saene, Ann Demeulemeester en Dries Van Noten naar Londen voor de British Designer Shows. Ze trekken de aandacht van journalisten en aankopers die hen ‘De Zes van Antwerpen’ noemen omdat ze de Nederlandstalige namen moeilijk kunnen uitspreken. Het jaar daarop kiezen ze, elk onder hun eigen naam, Parijs om hun werk te showen. Dat doet ook Martin Margiela die een jaar eerder afstudeerde aan de Academie en als assistent werkte voor Jean Paul Gaultier.
Lees ook: 20 must-haves van eigen bodem die je snel wil shoppen.
De invloed van deze ontwerpers is zo groot dat modejournaliste Suzy Menkes later verklaart dat deze durvers de stijl van de jaren 90 mee bepaalden. Antwerpen staat vanaf dan officieel op de modekaart. Dankzij het internationale succes van de Zes werd Linda Loppa, die de modeafdeling van de Antwerpse Academie toen leidde, overstelpt met aanvragen van studenten wereldwijd. Voor wie het wilde maken in de mode, was Antwerpen het mekka. Na het grote succes van de Zes duurt het een aantal jaren vooraleer een volgende generatie ontwerpers zich internationaal profileert met eigen collecties. Paradoxaal genoeg is het Raf Simons, een ontwerper die niet aan de Antwerpse Academie studeerde, die in 1995 een nieuwe golf van succesvolle ontwerpers op gang trekt. Daarna volgen onder meer A.F. Vandevorst, Christian Wijnants en Haider Ackermann. Twintig jaar later staan weer nieuwe namen als Rushemy Botter, Florentina Leitner, Charlotte De Geyter (Bernadette) en Meryll Rogge op de hitlist van de modewereld.
Fashion & friends
“‘De Zes van Antwerpen’ hebben een basis gelegd en aangetoond dat je ook zonder back-up van een grote luxegroep internationaal kan doorbreken”, zegt Wendy Luyckx die communicatieverantwoordelijke is bij de Belgische modefederatie Creamoda. “Ik denk niet dat je die reputatie er ooit uitkrijgt. Daarom zal Antwerpen altijd een voortrekkersrol spelen.” Maar daarnaast speelt een andere, typisch Antwerpse, troef die je elders niet vindt: de ontwerpers worden vanaf het begin ondersteund en gestimuleerd door andere Antwerpse creatievelingen zoals fotografen Ronald Stoops en Willy Vanderperre, grafische vormgevers Paul Boudens en Anne Kurris en make-up-artiesten zoals Inge Grognard en Peter Philips.
“Kruisbestuivingen zijn een belangrijke voedingsbodem geweest voor de reputatie van de stad”, vertelt Ann Claes, Senior Project Manager bij Flanders DC. “De Academie is een talentpoel en tussen de verschillende studierichtingen was de wil om samen te werken groot.” Namen zoals de eerder genoemde grafisch vormgever Paul Boudens of make-upartieste Inge Grognard doen bij het grote publiek misschien geen belletje rinkelen maar ze bouwden een internationale carrière uit en hebben door de jaren heen onmiskenbaar een blijvende stempel gedrukt op het internationale modelandschap. “Ze hebben elkaar echt groot gemaakt”, aldus Claes.
Doordat Grognard bijvoorbeeld vanaf het begin met de Zes samenwerkte, bouwde ze haar eigen reputatie op. En zo kwam zij terecht bij andere merken zoals Balenciaga en Miu Miu. Dat ook deze minder bekende namen steevast door de gerenommeerde Britse website Business of Fashion uitgekozen worden bij de 100 meest invloedrijke mensen in de modewereld, is an sich al een teken dat Antwerpen nog steeds opvallend veel invloed heeft in de mode.
Oe aige idee
Volgens Claes spelen nog andere factoren mee in het succesverhaal van de stad. “De reputatie van het ModeMuseum bijvoorbeeld. Ze durven tegen de stroom inzwemmen. Ze hebben een duidelijke visie, stellen het systeem in vraag en ze kijken met een ruime blik naar het culturele veld. Waar ze elders sneller de commerciële tour op gaan, primeert het creatieve aspect. Die eigenheid typeert Antwerpen als modestad. Het is ook de insteek van de ModeAcademie, waar persoonlijke creativiteit ontwikkelen en een eigen DNA creëren, het belangrijkste zijn. Het tegenovergestelde van de meeste andere modescholen. Die expertise nemen veel oud-studenten mee naar het buitenland, wat de invloed van Antwerpen verder vergroot. Na hun studies blijven ze vaak ambassadeurs van de school en de stad. Denk aan Demna Gvasalia (oprichter van modemerk Vêtements en creatief directeur bij Balenciaga, nvdr) die razend populaire T-shirts en sweaters uitbracht waar ‘Antwerpen’ op stond.”
“In de ModeAcademie zijn persoonlijke creativiteit en een eigen DNA creëren, het belangrijkste. Het tegenovergestelde van de meeste andere modescholen” – Ann Claes, Senior Project Manager bij Flanders DC.
Een visuele rode draad die de Antwerpse mode onderscheidt van de rest, is er niet volgens Claes. “Frankrijk en Italië hebben dat bijvoorbeeld heel duidelijk. Ontwerpers uit Antwerpen profileren zich door niet binnen de lijntjes de kleuren. Het gaat vaker over een innovatieve kijk, ze voeren een eigen idee uit, zijn anders dan de anderen. Daaraan herken je ons van ver. En dat herbevestigt ook de nieuwe generatie. Er staat genoeg jong talent klaar om de Zes op te volgen. Denk aan Meryll Rogge, die ervaring opdeed bij Marc Jacobs en Dries Van Noten en vorig jaar haar eigen merk lanceerde. Namacheko en Bernadette hangen in de meest prestigieuze winkels wereldwijd. Van het beloftevolle CAP Studio en Marie Martens verwachten we veel. Een Jan-Jan Van Essche is ook een mooi voorbeeld. Vijftien jaar geleden was hij al bezig met duurzame en genderneutrale mode, zeer avant la lettre. Deze namen dragen bij aan het kwaliteitslabel dat de Antwerpse mode is en zal blijven. Ook merken in het premiumsegment zoals Lies Mertens, HNST en Wouters & Hendrix spelen een belangrijke rol. Zij hebben het door de #IkKoopBelgisch-beweging bijzonder goed gedaan de voorbije maanden en passen die unieke visie en eigenheid net zo consequent toe.”
Antwerpen als keurmerk
Dat Antwerpen als modestad standhoudt tussen grote steden als Parijs, Londen, Milaan of New York, toont een nieuwe analyse van Flanders DC en internationale mode-expert Jan Miller in opdracht van kabinet Marinower aan. Insiders beschouwen mode uit Antwerpen als een echt keurmerk voor kwaliteit, lezen we. Het sterke imago van de ModeAcademie, het ModeMuseum en de creativiteit en innovatie van in Antwerpen opgeleide ontwerpers, zijn verantwoordelijk voor die status. Maar alles kan altijd beter, zo blijkt uit het onderzoek.
Katrien Huygens, projectleider mode bij stad Antwerpen, licht toe: “Er bestond de laatste jaren geen uitgewerkte strategie voor mode. Alhoewel de stad co-financiering verleende voor verschillende projecten, kaderde dit niet in een overkoepelende visie. Heel wat mode-initiatieven vonden ad hoc plaats, waardoor ze niet zichtbaar werden en mode minder en minder aanwezig leek in het straatbeeld. De stad reageerde vooral op individuele verzoeken en behoeften. Uit het onderzoek blijkt ook dat startende ontwerpers-ondernemers beter omkaderd lijken in andere steden, wat het risico op creativiteitsvlucht vergroot. We moeten lokaal talent meer ondersteunen en stimuleren. De stad hinkt strategisch en op vlak van coördinatie van de mode-industrie flink achterop. Verder ontbreekt het aan ‘modemomenten’ om de sector aan de buiten wereld te tonen. Hoewel uit marktonderzoek blijkt dat mode in de top 5 scoort van belangrijke pijlers van de stad, voelt niet elke bezoeker dat Antwerpen een modestad is. We moeten nu het vertrouwen in de sector bevestigen, willen we onze reputatie op lange termijn behouden.”
Modevisie van de stad
Antwerpen lanceerde daarom een nieuwe ambitieuze modevisie, met concrete actieplannen om de toekomst tegemoet te gaan. “We willen minstens behouden waar we al sterk staan, maar vooral versterken waar we grote groeikansen zien”, aldus Huygens. Samen met de sector wil de stad de uitdagingen op het gebied van opleiding, innovatief ondernemerschap en modebeleving aangaan. “Het is belangrijk dat we tot een gezamenlijke doelstelling komen, waar iedereen zich in kan vinden. De verdere uitstippeling van het beleid zal daarom eerst afgetoetst worden met de sector.”
Zo willen de vorige generaties ontwerpers graag het mentorship van jonge talenten op zich nemen, en de stad wil die verbinding faciliteren. De heropening van het MoMu wordt aangegrepen om Antwerpen internationaal nog meer op de kaart te zetten. Met een inclusieve aanpak een divers publiek aantrekken, behoort tot de plannen. Net als de aanstelling van Huygens als modecoördinator, zodat de sector een blijvend aanspreekpunt heeft. “Antwerpen is groot genoeg om internationaal succes te verzekeren: de stad heeft de nodige netwerken, infrastructuur, competenties en ondersteunende organisaties. Tegelijk is de stad klein genoeg om toegankelijk te blijven. Verbindingen zijn snel gemaakt, want iedereen is slechts een stap van elkaar verwijderd. Het is nu aan ons om onze unieke status in de modewereld te blijven garanderen.”