De belofte van selftracking is verleidelijk: dagelijks hou je bij hoeveel je beweegt, wat je eet, wat je hartslag en bloeddruk is, hoeveel en diep je slaapt. De beloning: de heldin van je eigen leven worden. Of toch niet?
Met die data kan je je discipline maximaliseren om een optimale gezondheid en persoonlijke ontplooiing te bereiken. Het ultieme wapen is een smartwatch. Net als 22% van de Belgen hebben wij ook – of toch zolang deze test duurt – een geconnecteerde gadget bemachtigd en zoals drie op de vijf consumenten zijn we van plan het elke dag te gebruiken. Geconnecteerde voorwerpen zijn bijvoorbeeld een GPS-T-shirt, een sportbroek, een etshelm, een bodysuit die de ademhaling, temperatuur en hartslag van je baby controleert, een vork die het aantal happen telt, een weegschaal die waarschuwt voor dagelijkse gewichtsschommelingen, een armband die je eraan herinnert wanneer je weer zonnebrandcrème moet smeren, een pillendoosje dat aangeeft dat je een pil bent vergeten, een stappenteller, enzovoort.
Selftracking
Zowel in België als elders groeit de markt voor dit soort gadgets sterk. Sommige blijken inderdaad ware bondgenoten in onze queeste naar een gezonder leven, omdat ze zowat alles in real time meten. De quantified self (gekwanticeerde zelf ) of ‘selftracking’
is al voor velen deel van het dagelijkse leven. Allemaal goed en wel, maar komt dit fenomeen ons ook echt ten goede? De sportwereld viel het eerst voor de zelfmeting, aangespoord door fabrikanten als Nike of Decathlon. Maar ook amateursporters en technofielen omarmden al snel de rage, op zoek naar de laatste gadgets; ze willen immers in hun futuristische wereld niet voorbijgestoken worden.
Drie dingen heb je nodig voor zelfmeting: apps voor je smartphone, alledaagse voorwerpen uitgerust met sensoren, en websites die zich toewijden aan het opslaan en delen van metingen. Zo treed je een wereld binnen waarin je geen geheimen meer hebt voor jezelf… noch voor anderen als je besluit je heldendaden publiekelijk te posten.
Lees ook: Editor’s Pick: De Samsung x Ateljé collab
Topsporters wilden in eerste instantie bijhouden of ze hun conditie op peil hielden en hun targets bereikten, de meeste mensen zoals jij en ik willen met dit soort tools een zicht krijgen op hun conditie. Beide groepen zijn bereid zichzelf daarvoor dagelijks te meten en te beoordelen. Maar er rijzen vragen rond de levenskwaliteit die dat teweegbrengt.
Zulke persoonlijke en collectieve dagelijkse metingen voelen aan als dwang en dat heeft gevolgen. Inmiddels weten we dat zelfmeting vaak gepaard gaat met een vorm van hypochondrie en teleurstelling in jezelf. De meting wordt een soort dagelijks rapport met goede of slechte cijfers: de prestaties van de dag geven je eigenwaarde een boost, of net een flinke dreun. Deze vorm van self-stalking is inderdaad niet onschuldig. “Van de rating van een restaurant tot je eigen sportprestaties, voortdurend meten en evalueren, kan echt angsten inboezemen. Kwaliteit wordt het nieuwe goed van de hedendaagse wereld, ook al is het begrip zo subjectief. Door selftracking wordt alles in je persoonlijk leven een inzet”, legt de Belgische filosoof Simon Brunfaut uit.
Vergelijking
De meesten onder ons beginnen er vrijwillig aan, maar door het delen van die cijfers op sociale media of op speciale websites – een ander fenomeen – gaan we ons met elkaar vergelijken. En dat is opnieuw een potentiële bron van dwang. “Terwijl selftracking er in eerste instantie om gaat jezelf te beoordelen en te motiveren, ga je ondertussen je prestaties ook naast die van anderen leggen en je afvragen: ben ik mee met mijn peers of niet, ben ik even goed als zij? Als je jezelf dan gaat opjutten met opmerkingen als ‘get a grip’, ‘doe beter je best’… wordt je dieet of je sport op den duur een opdracht – ook al was het eerst als ontspanning of vrijetijdsbesteding bedoeld. Die constante zelfbeoordelingen kunnen verstikkend werken, met groeiende schuldgevoelens tot gevolg”, klaagt Brunfaut aan.
Toch is zelfevaluatie lang geen nieuw fenomeen. De stoïcijnen drongen immers al aan op regelmatige zelfevaluatie. “Het ging toen om echt gewetensonderzoek”, nuanceert Simon Brunfaut. “Vandaag is jezelf van ‘s morgens tot ‘s avonds meten een oppervlakkige zelfbeoordeling, verder dan dat gaat het niet. Het kapitalistische systeem speelt voortdurend in op onze fouten en onze angsten, en dit is een manier om onszelf persoonlijk gerust te stellen. Maar wat zegt dat op een dieper niveau over ons, behalve dan dat we zomaar weer een nieuwe must zijn gaan aanvaarden?” Let wel, een goed gebruikte gadget kan een kostbare bondgenoot zijn om je conditie juist in te schatten. De echte uitdaging is om de onderliggende dwanggedachte dat je hiermee jezelf koste wat kost moet overtreffen, niet toe te laten. “Ik was volledig geobsedeerd door een perfecte slaap”, geeft Alicia (43) toe. Met scores van 8 of 9/20 voelde ik me schuldig over mijn slechte nachten. Gelukkig zie ik nu mijn digitale armband niet langer als een vijand die me de les spelt. Ik heb leren slapen zonder mezelf een doel te stellen.”
Gendergerelateerd
Vanessa Lalo, Klinisch Psycholoog, gespecialiseerd in digitale technologie, sprak over de economie van het denken tijdens de 13de TechnoArk-conferentie en had het ook over “die instrumenten die ons antwoord geven op vragen die we onszelf niet eens stellen.” De psychologe doet ons afvragen “of we nog in staat zijn om naar onszelf te kijken zonder de hulp van een tool, zonder een precieze datavisualisatie van wat we zouden moeten zijn.”
Lees ook: Blauwe oogmake-up is terug van weggeweest
Dit zelfmetingsgedrag is volgens haar overigens behoorlijk gendergerelateerd – al valt dit tegelijk te nuanceren. “Vrouwen gaan deze meetobjecten eerder gebruiken omdat ze geneigd zijn voor zichzelf te zorgen. Bij hen nemen motivaties van welzijn en persoonlijke ontwikkeling de overhand. Vrouwen zijn meer op zichzelf gericht, ze zien de tools een beetje als een personal trainer. Ze zullen hun prestaties ook minder delen. Mannen zijn dan weer meer prestatiegericht, ze houden meer van competitie en vergelijking.” Andere kanttekening die ze bij dit soort praktijken maakt, is dat een geconnecteerde armband nooit een medisch consult kan vervangen. Het kan dus een vals gevoel van zelfexpertise oproepen.
De test
Chef online Margo testte de Fitbit Sense Smartwatch uit.
De nieuwe Fitbit Sense wordt de meest geavanceerde smartwatch van het merk genoemd, dus stond ik te popelen om hem uit te testen. Deze Fitbit focust dat tikkeltje meer op gezondheid. Begrijp me niet verkeerd, de Sporty Spice in mij zou heel graag willen zeggen dat hij dé partner in crime was bij mijn morning run’s van 10 kilometer iedere ochtend, maar ik heb nu eenmaal nog nooit 10 kilometer gelopen in de ochtend – of op eender moment van de dag – en ga dat waarschijnlijk ook nooit doen. Focussen op minder stressen en beter slapen, doe ik dan weer wel.
Goed, waar waren we. De Fitbit: de sense smartwatch heeft een hippe stressmonitor die ik supernuttig vond en die me er beter aan herinnerde om zo nu en dan even te kalmeren en een momentje voor mezelf te nemen, en vooral, te ademen. Het controleert niet alleen je hartslagvariabiliteit, huidtemperatuur en meer, het heeft wat ze noemen een “Body Response” sensor – een primeur in zijn soort – die de hele dag een EDA-sensor op je pols plaatst en je stressniveaus bijhoudt.
Hoewel het niet de gemakkelijkste was om in te stellen en te navigeren – het kostte me ongeveer een uur om hem aan de praat te krijgen, en voor mij om te begrijpen welke knoppen wat betekenden – eens onder de knie, is het wel simpel. Bovendien ziet hij er goed uit, registreert hij nauwkeurig je gezondheidsstatistieken en gaat hij bijna een week mee. Ik zou hem kopen als je een paar keer per week sport en graag je trainingslessen en stappen bijhoudt en wil focussen op je mentale gezondheid.